Het Verhaal van de Twaalf Goddelijke Kinderen

Gepubliceerd op 26 mei 2025 om 15:11

Stel je de aarde voor als een gigantische zaal, gevuld met talloze materiele en spirituele schatten. En stel je nu een sterrenlobby voor, net naast deze zaal: een wachtruimte gecreëerd door God voor zijn twaalf kinderen zes vrouwelijke en zes mannelijke engelachtige wezens die over de blauwe planeet waken. Tussen de aarde en deze wachtruimte bevindt zich een grote poort van razende vlammen een draaikolk van vuur.

 

God spreekt zijn kinderen toe: "Hier is de aarde, een plaats die jullie moeten beschermen en dienen. Als beloning voor jullie toewijding mag ieder van jullie om beurten de schatkamer binnengaan en meenemen wat je kunt dragen. Wat je kiest, zal je begeleiden. Daarna moeten jullie opstijgen en jezelf versterken tot een sterrenbeeld, een baken van licht voor de zielen die in de duisternis dwalen."

 

Voordat er discussie ontstaat over wie als eerste mag gaan, springt Ram, het vurige krijgerswezen, zonder aarzelen in de draaikolk. Zijn lichaam is lenig en mager, maar hij landt veilig. Vuur kan vuur niet vernietigen. Ram opent de weg en bevrijdt de anderen van hun angst. Hij wordt het eerste teken van de dierenriem, het begin van het astrologisch jaar. Hij neemt kracht en het vermogen om altijd de eerste te zijn. Maar hij neemt niet veel mee: snelheid vereist licht reizen. Hij pakt slechts een zaadje het symbool van potentie en eeuwigheid.

Dan duwt Stier zich naar voren. Ze is krachtig, een keizerin. Ze laadt kostbare voorwerpen, juwelen, kunstwerken. Alles wat waarde heeft. Ze leert ons dat eigenwaarde gelijkstaat aan rijkdom. Ze wordt de heerser van materie, talent en bezit.

Tweelingen glipt erna snel tussendoor. Een slimme bedrieger. Hij verzamelt alles wat met communicatie, handel en beweging te maken heeft: boeken, kabels, auto's. Hij weet dat hij nodig zal zijn om de schatten van Stier te verspreiden. Hij bedenkt het concept van winst en maakt van taal een gereedschap voor handel.

Dan overstroomt de kamer. Kreeft, de oceaankoningin, komt binnen. Ze brengt water, zorg, moederschap en het onderbewuste. Ze neemt ook het huis zelf – symbool van bescherming en gewoonte. Ze regeert geboorte én ouderdom.

Na de vloed komt de zon: Leeuw straalt. Er is niets meer over, dus hij creëert. Hij roept liefde, creativiteit, theater en spiritualiteit op. Hij plaatst alles in zijn kroon: het kind, het spel, het goddelijke.

Maagd verschijnt en verandert de sfeer. Geen strijd of feest, maar dienstbaarheid. Ze neemt een bezem, reinigt de zaal. Ze zuivert de energie en neemt orde, gezondheid en werkethiek mee. De kamer schenkt haar dankbaarheid: zij wordt de koningin van discipline en zorg.

Daarna komt Weegschaal de knappe ridder. De zaal is leeg, maar hij ziet schoonheid in symmetrie en relaties. Hij begrijpt ruimte en context. Hij neemt partnerschap en gerechtigheid mee de balans tussen oorzaak en gevolg.

Plots valt stilte. Dan komt Schorpioen, gehuld in mist. De ruimte transformeert. Hij neemt verandering, dood, seksualiteit en wedergeboorte. Wat Kreeft begint, beëindigt Schorpioen. Hij regeert geheimen, macht, trauma en transformatie.

Uit de nevel verschijnt Boogschutter: half mens, half paard, stralend. Hij had eerder kunnen komen, maar hij is een reiziger, geboeid door het onbekende. Hij ziet iets wat niemand nam: de Waarheid. Niet liefde (van Leeuw), niet rijkdom (van Stier), niet leven (van Kreeft) maar de kern van alles. Hij neemt filosofie, religie, onderwijs en optimisme. Hij leert: de waarheid vind je in de donkerste uren.

Dan komt Steenbok, langzaam en geduldig. Alles is weg. Zelfs de leegte. Hij kijkt omlaag, naar wat onder de vloer ligt: mineralen, olie, goud. Hij graaft, leert discipline, structuur, tijd. Hij neemt fundamenten en verantwoordelijkheid. Hij wordt de bouwer van de werkelijkheid.

Na hem verschijnt Waterman. Tijdens het wachten bouwde hij nieuwe apparaten. De zaal is leeg, maar hij neemt de toekomst. Hij bedenkt patenten, originaliteit, broederschap en uitvindingen. Hij heeft geen wrok: uit niets creëert hij alles.

Tot slot komt Vissen, dromerig, mystiek. Ze merkt nauwelijks dat ze als laatste is. Ze gaat zitten in het niets en glimlacht. Ze weet: alles is een illusie, ook de kamer zelf. Ze neemt dromen, verbeelding, overgave en mededogen. Ze creëert de cyclus opnieuw, in haar slaap. Wie weet, terwijl jij dit leest, droomt zij jou.

 

Het verhaal van de twaalf goddelijke kinderen toont de cirkel en de beweging van de astrologie. In symboliek is er geen begin of einde. Hoewel Ram het eerste teken is, begint de cyclus net zo goed met Vissen, de dromer die alles in zich draagt.

 

Bron: Het Koninkrijk van het Licht – Gahl Sasson